Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als nu een [1]mens zal gezondigd hebben, dat hij gehoord heeft een stem [2]des vloeks, waarvan hij getuige is, hetzij dat [3]hij het gezien of [4]geweten heeft; indien hij het [5]niet te kennen geeft, zo zal hij zijn [6]ongerechtigheid dragen. 1. Hebreeuws, ziel, en zo in het volgende. Zie Gen.12:5. 2. Dat is, der lastering tegen God, [gelijk onder, hfdst.24 vs.10,11] of tegen zijn naasten [gelijk 2 Sam.16:7] uitgeworpen. 3. Dat is, zelf in persoon bij het vloeken geweest is. 4. Dat is, uit het verhaal van anderen gehoord heeft. 5. Te weten, aan de overheid, belet zijnde door enige menselijke zwakheid van bloohartigheid, vrees, toegenegenheid, verzuim, enz. 6. Dat is, hij zal lijden de straf, die hij door zodanige misdaad van stilzwijgen verdiend heeft. Zie deze manier van spreken onder, vs.17, en hfdst.17 vs.16, en hfdst.20 vs.20; Num.14:33; Jes.53:11, enz., en zo wordt zonde, of ongerechtigheid voor straf genomen, Gen.19:15; Num.18:1. Zie Gen.4:13.